Dissidentie mag ook. Onder die vlag vaart Hugo Camps elke vrijdag.
De mij zeer dierbare cabaretier Geert Hoste maakt zich boos over een jachtpartij van koning Filip. Geert vindt dat het staatshoofd beter peren kan gaan plukken dan everzwijnen afknallen.
Riskant voorstel, als het niet bij laagstam blijft.
Het jachtseizoen is begonnen en samen met de patrijzen en fazanten komen ook de dierenvrienden naar buiten. Jonglerend met stigma’s en bezweringen. Schuimbekkend ook.
Voor de jager, de restaurateur, de wildliefhebber is alleen de galg goed genoeg. Branden in een afgebluste marinade kan ook. Dierenvrienden hebben vaker folterpraktijken in gedachten als het over de mens gaat.
Ik ben geen jager, heb geen ‘vrienden van de jacht’, durf nog geen mus vast te houden. Alles wat fladdert, maakt me bang. Met laarzen door drassige maisvelden lopen, vind ik totaal zinloos. Schieten kan ik ook niet. Jagerslatijn? Mij geheel onbekend. “De jager is mijn vriend”, naar analogie met de politie, zal nooit mijn mantra zijn. Maar mijn respect heeft hij wel, en ook iets van dankbaarheid.
Alle dierenleed is verwerpelijk, maar niet alle leed is even ondraaglijk. Bij het schieten van patrijzen en fazanten, van reeën en herten gaat het niet om onverdoofd slachten. Met een welgemikt schot zijn ze meestal van de wereld. Jagers zijn geen sadisten, zelf eerder sentimenteel geroerd als ze een haas zien lopen. Zoals ook de chef-kok het liefst mee met de patrijs de oven ingaat.
Zelfs uitgezette fazanten hebben een mooi leven gehad. Tenminste als ze de tijd hebben gekregen om wild te worden. Ze scharrelen er op los en worden niet geteisterd door poedeldrift van de beschaving. Vrije beesten.
Jagers hebben het evangelische geneuzel over wildbeheer niet nodig. Zij weten wel wat kan worden afgeschoten en wat niet. Een beetje jager denkt er niet aan zijn geweer te richten op dragend wild. Hij ademt de logica van de natuur.
Limousinekoeien in de wei die van de opgespoten hormonen niet meer weten of ze van voren of van achteren leven, zijn een treuriger lot bestorven. Op genade van de Boerenbond hoeven ze ook niet te rekenen.
De schuldcultuur die over jagers wordt geworpen, is naast hypocriet ook selectief. En daarom ondeugdelijk als morele standaard. Herfst zou herfst niet zijn zonder een fazantje met witlof in het bord. Als dat een misdaad is, wil ik mijn leven graag als crimineel eindigen.
Weerbarstiger word ik wanneer de jacht, zoals golf, in het teken van netwerken staat. Een hert hoort te sterven voor het plezier van de jager, niet voor een verbeterd contract van dakpannen tussen cementboeren. De jacht moet serieus worden genomen, zoals alles op de grens van leven en dood.
Ik buig mee voor de Werelddierendag, maar weiger de jager zijn noblesse te ontzeggen. En ik laat me het patrijsje niet uit de mond ranselen door dierenvrienden die geen krimp geven als Gaza wordt gebombardeerd, maar in alle staten van verontwaardiging zijn als een ziek wild zwijn wordt neergelegd.
Peren at ik toch al niet.
Door: Hugo Camps
Bron: De Morgen